Dertien dyslecten in een klas van dertig, zeven leerlingen met ADHD of een aanverwante stoornis in een klas van 28 en het centraal examen dat niet meer dan 0,5 punt van het schoolexamen af mag liggen. Leraren maken overuren om te voldoen aan de gestelde normen. Wat voor impact hebben deze normen op de leerling en de docent?
Het is paasmiddag als door de intercom de stem van de directeur klinkt. ‘’In plaats van de paasviering worden jullie geacht aanwezig te zijn bij een bijeenkomst van vanmiddag.’’ Er klinkt geroezemoes in de lerarenkamer en er wordt druk gespeculeerd wat de reden zou kunnen zijn van de afgelaste viering. ‘’Vast weer geen goed nieuws,’’ zegt een van de docenten geschiedenis op sarcastische toon. Zijn vermoeden blijkt werkelijkheid te worden. De onderwijsinspectie is langsgeweest. Onze afstroom is te hoog. Dat wil zeggen dat er te veel mensen blijven zitten of naar een lager niveau afstromen dan de citotoets in groep 8 destijds heeft aangegeven. En dit al drie jaar achtereen. Dit geldt voor de VWO afdeling en ook de HAVO afdeling is niet ver verwijderd van diezelfde zorgelijke situatie. ‘’Als wij deze afstroom niet hebben gereduceerd voor december 2013, krijgen wij het predicaat zeer zwakke school en zal onze VWO-afdeling moeten sluiten.’’
Slechts anderhalf jaar was ik werkzaam in het onderwijs en voor mij was sinds die dag niets meer hetzelfde. De school zette alles in het werk om iedereen, hoe slecht de resultaten ook waren, over te laten gaan. We maakten dagen van twaalf uur, waarin we huiswerkklassen organiseerden, examentrainingen en we schreven voor iedere onvoldoende handelingsplannen voor ieder vak. Het meest opvallende was wel het vreugdedansje op het moment dat een leerling een dyslexieverklaring kreeg. Deze kinderen werden immers niet meegeteld met de afstroomcijfers, of in ieder geval minder zwaar. Aan het einde van het jaar tijdens de rapportvergaderingen stond het aantal leerlingen dat mocht blijven zitten groot op het schoolbord getekend. Bleek er een leerling te veel te zijn blijven zitten, besloot de directeur, tegen alle adviezen in, het kind toch over te laten gaan. De directeur had deze leerling nooit met eigen ogen gezien.
De publieke omroep besteedde al meerdere malen aandacht aan het onderwijssysteem in Nederland. Zo werden vijf leraren uit verschillende landen, waaronder Nederland, Finland en Amerika bij elkaar gezet om te praten over het onderwijs. De leraren uit de andere landen zeiden unaniem dat zij nooit in het onderwijs in Nederland zouden willen werken. De Finse docent onderbouwde zijn mening met: ‘’te veel regels.’’ Ook werd er gezegd dat jongens altijd al wat minder rustig zijn geweest in de schoolbanken, maar dat tegenwoordig de diagnose ADHD als paddenstoelen uit de grond schiet voor dit soort jongetjes. Ouders zijn blij als hun kind gediagnostiseerd wordt met ADHD, maar vergeten dat dit voor het kind een stempel voor het leven is. Ook leraren lijken blij te zijn met diagnoses. ‘’Deze worden niet volwaardig meegenomen in het aantal afstromers, zo voldoen we makkelijker aan de gestelde normen.’’ Om nog maar niet te spreken over de diagnostische bureaus. De bureaus die stoornissen als ADHD en Dyslexie diagnostiseren bieden ook de behandeling aan na de diagnose. Waarom dan niet zo veel mogelijk leerlingen diagnostiseren? Immers verdienen ze daarna geld aan de behandelingen.
Hoe doen ze dat in andere landen? Op dit moment wordt het Finse onderwijssysteem gezien als het beste van de wereld. Wanneer we de regel en wetgeving van dit land van dichterbij bekijken zien we een aantal opvallende verschillen. Zo wordt er tot het vierde levensjaar geen aandacht besteed aan cognitieve vaardigheden, zoals hier in Nederland steeds meer de trend lijkt te zijn. In Finland mogen de kinderen vrij spelen. De schooldagen zijn aanmerkelijk korter en de leraar wordt gezien als een autonoom persoon. Hij wordt gemotiveerd om het onderwijs zelf vorm te geven, zonder regels van hogeraf. Kinderen hoeven ook niet te kiezen binnen het onderwijssysteem tot hun zestiende levensjaar. Dat betekent dat alle leerlingen tot hun zestiende hetzelfde verplichte onderwijspad doorlopen. Daarna mogen zij kiezen voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of het beroepsonderwijs. Ook worden leerlingen niet volgens gestandaardiseerde testen getest tot hun zestiende levensjaar. In Nederland wordt sinds enkele jaren in groep 1 al begonnen met een citotoets. Interessant op te merken is dat een op de duizend Finnen medicatie ontvangt tegen ADHD tegenover dertien op de duizend in Nederland. Daarnaast heeft zeventien procent van de leraren in het Nederlandse onderwijssysteem last van een burn-out. Dit aantal ligt aanzienlijk lager in Finland. Binnen de andere sectoren is het aantal mensen met een burn-out vrijwel gelijk aan dat van Nederland.
Het onderwijs zoals het nu in Nederland is, probeert alle kinderen te vangen in een systeem. Het hoogste goed is daarbij een HAVO- of VWO-diploma. Een opleiding van een beroepsopleiding lijkt ondergeschikt. De leerling heeft zich aan te passen aan dit inflexibele systeem. Ruimte om het systeem aan te passen aan de leerlingen is er niet, door de strenge eisen die de inspectie stelt aan scholen. Langzaam komt het belang van de leerling in de verdrukking. Docenten zien met lede ogen toe, hoe zij niet kunnen voldoen aan de behoeftes van de leerlingen. Zij raken naast door de hoge werkdruk, overspannen door het gevoel van onmacht.
De oplossing ligt voor mij in de verandering van adaptieve leerling, naar adaptief onderwijs. Door meer verantwoordelijkheid te leggen bij de docent en de leerkracht niet te zien als een werknemer die aan allerlei resultaten moet voldoen, ontstaat er meer ruimte om adaptief onderwijs aan te bieden. De docent weet immers prima waar de behoeftes van zijn leerlingen liggen, maar mist nu tijd en ruimte om hier op in te spelen. Door deze ruimte uit te breiden, passen meer leerlingen binnen het onderwijssysteem en krijgen docenten veel meer het gevoel invloed uit te kunnen oefenen op het welzijn van het kind.
Deze ruimte zou om te beginnen gegeven kunnen worden door minder op de resultaten gericht te zijn. Door deze eisen bij te stellen of te versoepelen, ontstaat meer ruimte om te kijken naar het belang van het kind. Doordat scholen steeds meebewegen met de eisen, lijken de eisen ook haalbaar te zijn. De situatie op de school uit de inleiding geeft duidelijk een ander beeld. Ook regels omtrent de vastlegging van administratie zouden aanzienlijk verminderd kunnen worden. Deze tijd kan geïnvesteerd worden in de communicatie met de leerling en het voorbereiden van lessen. Daarnaast zouden verplichte keuzes gedurende de schoolloopbaan op andere momenten plaats kunnen vinden. We zien nu dat op de leeftijd van twaalf jaar, kinderen al geplaatst worden op een niveau dat bij hen zou passen, terwijl verschillen in cognitieve vaardigheden op die leeftijd heel sterk aanwezig zijn. Kinderen van veertien of vijftien jaar oud worden daarnaast al geacht een profiel te kunnen kiezen. Dit terwijl het brein pas tien jaar later volgroeid is. Deze keuze sluit een groot deel van de keuzemogelijkheden in het beroepsveld uit. Keuzes maken op latere leeftijd, zoals het Finse onderwijssysteem hanteert, lijkt dus wenselijk.
Al met al beperkt de focus op cijfers de ontwikkeling van kinderen. Door meer naar de behoeftes van leerlingen te kijken en een systeem te creëren dat zich aanpast aan leerlingen, kan deze trend gekeerd worden. Ook docenten hebben hier baat bij. Doordat hun autonomie toeneemt, krijgen zij meer voldoening van hun werk.